Stel, je hebt een huis in hartje Frankrijk én de tijd om er ruimschoots heen te gaan. Visioenen van een zonovergoten tuin, terrasjes met koele versnaperingen, driegangen lunches voor vijftien euro en een dolce far niente, maar dan op z’n Frans. Ah, quelle joie de vivre!
Nu de realiteit. Half maart arriveer je in een steenkoud huis, het voorjaar is nog niet op gang gekomen. De zon laat zich af en toe bleekjes zien en gunt je zelfs af en toe een magere 15o wat in die contreien al snel inhoudt dat je toch buiten kunt zitten; een windstille 15 graden is goed te doen. Maar de weken die volgden waren toch behoorlijk koud en soms zelfs Nederlands guur. Mijn schrijfinspiratie was net zo kil als de temperatuur en bleef dus op een laag pitje staan. Tja, en hoe vul je je dagen dan? Precies: met een beetje personal schaaktraining. En zo leerde Man Jan Zijn Meisje Schaken. En ik beken dan maar meteen dat ik tegelijkertijd zelfs ben begonnen in de oeroude klassieker Oom Jan leert zijn neefje schaken. Je moet wat.
J(e)an – ter plekke staan we bekend als Jean et Marie – trainde mijn oude hersentjes vrijwel dagelijks met stellingen en schaakproblemen. ‘Gaat allemaal in je onderbewustzijn’ sprak hij steevast, als de twijfels weer eens toesloegen: ‘ik ga dit echt nooit meer leren. Te laat begonnen.’ Zijn vertrouwen in mij bleef echter fier overeind. Dappere man.
Na twee maanden buitenland – Cadier en Keer (echt wel een beetje buitenland), Luzern en daarna dus ruimschoots Auvergne, keerden we terug naar Nederland. Want ook hier is het leven buitengewoon aangenaam. Wel een heel stuk drukker, want ons sociale leven is hier beslist extra gevuld. En sinds november vorig jaar maakt de Sassenheimse Schaakclub daar een belangrijk deel van uit. Want ja, dat schaken en die schakers hebben we echt gemist. Niet de scores, althans, ik niet.
Maar goed, gewapend met de trainingen togen we dus na twee maanden weer naar de club: rapid die avond. Omdat we het zo fijn vonden weer te kunnen schaken namen we een plateautje Franse kaasjes uit de streek mee, een ter plekke vervaardigde saucisse porc en een zak mosterdchips, ook erg Frans. Of dat nou de reden was dat het zaaltje goed gevuld was weet ik niet, maar in ieder geval was het gros van de leden aanwezig. Hoe het met ons was, of we flink hadden geoefend op ‘het Frans’, en met de nodige waardering voor de meegebrachte Franse waren mocht ik de eerste ronde tegen Paul. ‘Als ik er maar eentje win’ had ik gemijmerd ‘dan is mijn avond al goed.’ Ik had wit en opende e4, waarop Paul na een korte denkpauze d5 speelde. OMD*, ik zat al meteen in de stress. Wat moest ik hier nu weer mee? Ik had dat wel eens ergens in de theorie voorbij zien komen, maar in mijn hoofd drongen zich alleen Schots en scheve beelden op. En zo zat ik al snel zo’n drie minuten naar het bord te staren. In mijn hoofd gonsde de stem van mijn leermeester: ‘Ontspan, gewoon blijven kijken en je niet druk maken.’
Soit, dacht ik vervolgens en sloeg de pion, een andere wijsheid van mijn Jean indachtig: als je altijd wat slaat kom je nooit een stuk achter te staan. Na dit haperende begin ontwikkelde het spel zich toenemend in mijn voordeel. Paul had een dame en loper die lange tijd niet konden uitrukken vanwege een vervelend pionnetje en een veroverde open lijn voor mijn toren en zo rukte ik op langs de rechterflank. Hoewel de tijd genadeloos voort tikte bleef ik geconcentreerd kijken naar het driehoekje velden en stukken dat zich rond de vijandelijke koning had geschaard. Met nog 1.51 op de klok kon ik door het cordon breken en wist Paul mat te zetten. YES! Punt veroverd. Punt Veroverd!!! Doel bereikt en avond geslaagd wat mij betreft.
(*De Franse variant van OMG)
Aftrekdekker
De tweede ronde was tegen Frits, nu had ik zwart. Hier leek het in eerste instantie best gelijk op te gaan. Er was wat druk verkeer links van het midden en ik zat te loeren naar een spreidstand waarbij ik uiteindelijk een kwal zou kunnen winnen (dat ik ooit in mijn leven nog zulke taal zou bezigen, wie had dat ooit gedacht, haha). Frits is een beweeglijke tegenstander die zijn zetten ook nog wel eens van tekst voorziet en toen hij een dreiging van een aftrekdekker wilde pareren schoof hij mompelend pion h2 naar h3. Dat was het veld dat ik bedacht had voor mijn loper, nu mijn meisje zo kranig op g6 naar de achter g2 verscholen koning stond te kijken. Alleen gunde Frits me dus niet alleen het veld, maar ook zijn pionnetje. Daar raakte hij toch een beetje van slag door en toen ik vrij snel daarna de beoogde combi op het bord toverde waardoor zijn toren in kwam te staan naast de andere dreigingen gaf hij op.
Mijn leermeester kon bijna niet geloven dat ik maar liefst twee punten op mijn naam had en ik voelde me apetrots en besloot – met nog één partij te gaan – dat ik wel even kon proeven van de meegebrachte Saint Pourçain-wijn. Zéker toen ik hoorde dat ik tegen Marcel moest. Die ging ik toch niet winnen, dat was wel zeker. Toch?
Blijven zitten
Toen ik heel, heel lang geleden eens was blijven zitten op de middelbare school was het thuisfront daar niet blij mee. Dat ‘blijven zitten’ echter ook een positieve kant heeft, moest ik een halve eeuw later alsnog ontdekken.
Marcel is een snelle en geroutineerde speler. Ik had me voorgenomen me niet te laten meeslepen door zijn speeltempo en dat lukte aardig. Voorafgaand aan de partij had hij nog wervend gezegd: ‘Je hebt wit, dan mag je in ieder geval beginnen.’ En dat was ook zo en inderdaad fijn. Wel had ik last van een van mijn valkuilen: ongeduld. In de roes van twee punten wilde ik te snel mijn paard naar het midden laten springen waardoor de aandacht verslapte en er een ruil van stukken dreigde die niet in mijn voordeel uit zou pakken, onder meer doordat ik voor mijn koning een gaatje moest maken om niet een stuk achter te komen. Bovendien zou er ook nog een kwaliteit sneuvelen en het werd allemaal nog veel erger toen ik heel dom toren en dame achter elkaar op een lijn had gezet, waardoor Marcel zijn zwarte loper likkebaardend in de linie gooide. Shit. Ook de witte loper bevond zich in de buurt van mijn koningsgat met voor de zekerheid ook nog eens de dame die daar al snel een schaakje kon geven. Het zag er hopeloos uit. ‘Er is altijd een kansje, gewoon blijven zitten en blijven kijken’ klonk het in mijn aangekrante hoofd. Ok, blijven zitten dus. Kon ik überhaupt nog ontsnappen met mijn koning? Dan moest er een gaatje gemaakt worden en liefst moest mijn zwarte loper van de achterlijn zodat de toren verbonden was met mijn dame. Dat Marcel overigens mijn toren niet meteen gepakt had kwam natuurlijk omdat hij ervan overtuigd was dat ik mat zou gaan. En hij was echt niet de enige, maar ik dacht ach, ik kijk nog even hoe ver ik kom. Wat maakt het uit.
De beoogde ontsnapping lukte en daarna sloop er een klein foutje in het spel van Marcel toen hij me een pionnetje gunde op h2. Mijn ene loper stond inmiddels naar zijn koning te loeren en mijn dame bewaakte haar heer als een ware leeuwin – zo hoort het ook.
Een snelle mat zat er niet meer in voor Marcel en niet veel later geschiedde het wonder. Waar Marcel dacht een stuk te kunnen veroveren overzag hij in de haast dat ik zijn dame kon pakken. Had ik dat al niet eens eerder tegen iemand van de club gedaan…? Die in zijn matdreiging overzag dat ik zijn meisje van het bord kon slaan? Ja, inderdaad. En ik aarzelde niet. Toen niet en nu weer niet. Nou heel even dan, want natuurlijk wel ff tsjekke of het geen trucje was. Nou dat was het niet en dat had Marcel ook duidelijk laten horen. ‘Goed kijken’ had hij zelfs heel sportief gezegd. Dus ik pakte zijn dame en toen ergens daarna ook nog mijn meisje op weg naar zijn koning ging en hij haar vanwege (alweer) een aftrekdekker niet kon pakken met zijn pionnetje en de dreiging almaar groter werd, werd mij een sportieve hand toegestoken.

Om in te lijsten…
Topscorer
Mijn avond kon niet meer stuk. Topscorer van de avond. Drie uit drie! Wedstrijdleider Roel was zelfs zo lief om, nadat al het opgewaaide stof in de zaal neergedaald was, te zeggen: ‘Ik zal even de tussenstand van de rapidcompetitie opnoemen: 1. Bert, 2. Jan B. 3. Marcel 4. Maaike….’ Dat is nog eens wat anders dan ‘voor de vorm’ op de op een na laatste plaats staan in de reguliere competitie. Met veel dank aan mijn leermeester – (Picture this: Een uur voor aanvang van de speelavond: ‘Ik ken geen enkele opening, we hebben daar helemaal nooit op geoefend, het wordt helemaal niks vanavond, ik ga nul punten scoren, waaaaah.’ ‘Gewoon natuurlijke zetten blijven doen, dat kun je best! Maak je toch niet zo druk!’) – bleven we met velen nog gezellig napraten en zo bleef het nog lang gezellig met wein, weib und geschach.
Maaike
Geweldig stukje, jammer dat ik die avond gemist heb.
Ennuh…feli met het resultaat Maaike
Dank je wel Ron (bis)
Ja Roel, deze meid kan erg leuk schrijven (onder pseudoniem Maaijveld al meer geschreven: http://www.maaijveld.nl voor meer info) en nu blijkt ze vol zelfvertrouwen ook nog te kunnen schaken?!
wat een super leuk stukje, meid wat kan jij leuk schrijven
dank je wel 😊