Vlak voor onze wedstrijd tegen het sluwe Reynaerde C herinnerde ik me ineens dat Menno vorig jaar zei dat het ‘ijskoud was’ in die boerenschuur en dus wapende ik mezelf met een lekker warm vest en dikke jas. Wim was bereid ons te rijden en om 19.14.36 uur meldde ik me in de hal van ’t Onderdak waar de Drie Koningen reeds verzameld zaten. In de auto werd de opstelling besproken. Kas en ik maakten al snel duidelijk dat we op het laatste bord wilden en ik won deze strijd met het steekhoudende argument dat ik de minste ratingpunten had. Is dat toch ergens goed voor.
De tocht voerde ons door een duister landschap, met als laatste stuk een smal weggetje met rechts een poel des verderfs en links iets wat eruit zag als een greppel. ‘Je moet hier niet moeten rijden als het winter is, en glad,’ sprak ik. Nee, zeker niet, ook al omdat de weg in feite één auto breed was. Ik kreeg al visioenen van een ijskoude landing in de sloot en of ik dan de deur nog wel open zou kunnen krijgen of smadelijk met mijn schaakboekje in de hand geklemd ten onder zou gaan, brr.
Het was zeker een half uur rijden, wat mij de vraag ontlokte: ‘Waar zijn we hier in vredesnaam?’ Het bleek ergens tussen Aarlanderveen en Zwammerdam te zijn, met, zoals mijn tegenstander later trots zou zeggen ‘een prachtig uitzicht over de weilanden’. Daar viel in het nachtelijk donker niet veel van te zien. Wat duidelijk wel een bezienswaardigheid was, was mijn entree in de speelzaal, even later.
Nadat Wim la voiture zwierig over een bruggetje had gemanoeuvreerd en op een grasveld parkeerde, zagen we een zwak verlichte weide waarop allerlei personen en mensen honden aan het trainen waren. ‘Zitten we hier wel goed?’ Ja dus. We ploegden ons door de graspollen over een geïmproviseerd pad wat vervaarlijk onder je voeten bewoog zodra je van kiezeltegel op een soort looprooster en daarna een soort metalen rolmat stapte. Het was duidelijk: de tegenstander deed er alles aan om ons van ons apropos af te brengen.

Ouwe koeien
Johan liep als een echte teamleider met stevige pas voorop en trok trefzeker een deurtje in het midden van een grote schuur open. We stapten een soort voorportaal in en daarna het vossenhol. Ik bleek beslist een bezienswaardigheid te zijn. Een vrouw!, hoorde ik links en rechts sissen. Tja, de verdeling Kings and Queens is bij schaken nog altijd zeer scheef. Ontspannen werden er handen geschud en Wim bracht ons in de juiste stemming door een paar koeiengrappen te vertellen: ‘Wat kan één koe niet, en twee wel?’ De mannen lachten besmuikt, maar nee, de oplossing was: achter elkaar lopen.
We kregen consumptie-instructie die me vertrouwd voorkwam: daar kun je koffie tappen, de eerste consumptie is van het huis, en op die lijst daar kun je opschrijven wat je verder gebruikt en dan aan het eind van de avond het geld in het kistje doen. Het klonk prima. Na een kort welkom door de teamleider van Reynaerde konden we beginnen. Ik was tevreden met mijn vierde bord en dus zwart (dan is het minder erg als je verliest haha, het is toch erg hè, om er zo over te denken?), én ik had de door mij gewenste tegenstander: Offerman. Dat moest toch goed komen?
Na het ‘prettige wedstrijd’ – en de woorden dat hij natuurlijk niet van de enige vrouw wilde verliezen – werd de klok gestart en deed mijn opponent c4. Cee vier? Eh… Geen idee. De wijze lessen van mijn leermeester indachtig nam ik de tijd voor mijn tegenoffensief, wat tot enigszins onrustig geschuifel aan de overkant leidde. Dat herken ik wel, ik hoor ze denken: dat heb ik weer, tegen zo’n beginner die geen enkele opening kent. Jan zei later: gewoon spiegelen met c5, maar ik dacht, ik doe gewoon e5, pion in het centrum, altijd goed. Er kwam e4, ik Pf6 en zo ontwikkelde de partij zich gestaag zonder dat er ernstige dingen dreigden. Maar ik nam ruim de tijd, hij trouwens ook. De stukken werkten gezellig samen en ik moest mezelf beheersen om niet meteen in het diepe te springen, maar stond toch al vroeg in het spel met mijn paardje nogal opdringerig op d4. Later in de partij zou deze plek na enig ruilwerk ingenomen worden door mijn kranige loper en dat zou een ijzersterke plek blijken te zijn.

12. … Lg4

19. Dxa5
Op zet 12 – we hadden echt al heel veel tijd gespendeerd – besloot ik mijn loper op g4 aan te bieden en bad in stilte: ‘Offer Man, Óffer, man!!! Helaas zag hij tijdig dat dit tot mat in 1 zou hebben geleid en dus schoof hij zijn meisje naar e2 als extra dekking voor f2.
Wetend dat ik me moet blijven concentreren en alles moet blijven checken gaf ik toch op zet 19 traditioneel een pion weg. ‘Shit, niet gezien,’ mompelde ik, wat gretig werd beaamd: ‘Dat was niet goed, je had beter b6 kunnen doen in plaats van c5.’ ‘Ja, dat was beter.’ Wel kon ik daardoor mijn meisje op f4 posteren waardoor ze, samen met mijn zwarte loper, (in)direct stond te loeren naar f7 met schuin daarachter de vijandige koning op e1. Zijn dame rukte verder op naar d7 waardoor ik de rokade op moest geven door met mijn koning op e7 de loper te dekken en daardoor de torens meteen verbonden waren. Eerlijk gezegd vond ik het helemaal niet erg om niet te rokeren, want mijn toren stond daar best op h8.

32. … Lc3
De partij werd beslist op zet 32 toen ik, na mijn oprukkende pionnen, mijn loper op c3 zette en zo zijn toren aanviel. Doel was op de achterlinie te komen om zo te gaan knabbelen aan zijn pionnetjes (geen heel goed plan geloof ik, maar dat wist hij ook niet). En dus meende hij veld e1 te moeten dekken met Te2. Ik hoefde nu niet lang na te denken over dit genereuze Offer en schoof mijn kranige soldaatje zo de vork in. Hij schrok zichtbaar en zou vanaf dat moment tot en met de laatste zet telkens uitroepen ‘dat het klaar was’ maar toch niet echt opgeven. Telkens weer als ik dacht: nu steekt hij zijn hand uit, noteerde hij een zet op zijn notatieformulier, ging in de denktank en voerde hem dan uit. Dat duurde tot en met zet 49. Zelfs toen hij een onreglementaire zet deed door mijn pion op f2 te willen pakken met zijn koning, terwijl die gedekt werd door de loper, bleef hij doorspelen.
Uiteindelijk eindigde de partij ermee dat hij ten langen leste door zijn vlag ging. Maar dat laatste kwartier zat ik zeer relaxed achterover, zeker van de overwinning, zelfs ík wist dat ik dit echt niet meer zou verliezen.

Kas brengt de winst voor SSC-B!
Johan en Wim hadden inmiddels remise gemaakt tegen hun tegenstanders, waardoor Kas als laatste tegen de Keyzer aan het bord zat. We hadden nu dus in ieder geval 1 matchpunt veroverd, maar 2 is natuurlijk leuker! Steeds meer spelers van de club schaarden zich om het laatste bord, maar Kas bleef rustig kijken, elimineerde een dreigende promotie met een schaakvorkje en wist achter de linies de winst naar zich toe te trekken. K(l)as(se)!!! Maar hij zal ongetwijfeld zelf met veel vreugde zijn partij laten zien.
In opperbeste stemming keerden we via de landweg na een voorspoedige rit terug naar het thuishonk, zeer tevreden met deze start van ons team. Hoe mooi zou het zijn als we in dit jubileumjaar met onze beide teams op een eerste plaats zouden eindigen? Het begin is er!
Maaike